Veel soorten cytostatica kunnen haaruitval veroorzaken. De mate waarin dit optreedt is afhankelijk van het soort cytostatica en de dosering. Het haar kan geleidelijk dunner, bros en futloos worden of zelfs  geheel uitvallen waardoor kaalheid ontstaat. Sommige soorten cytostatica veroorzaken geen haaruitval.

Het hoofdhaar is het meest gevoelig voor cytostatica maar ook baard, snor, wenkbrauwen, wimpers, oksel, schaamhaar en overige lichaamsbeharing kunnen uitvallen. Uw arts of verpleegkundige kan u hierover informeren.

Haaruitval begint meestal twee tot drie weken na de eerste toediening van de cytostatica. Tijdens de toediening van cytostatica ontstaat een zwakke plek in het haarwortelzakje. Na twee tot drie weken komt de zwakke plek boven de hoofdhuid uit en kan het haar afbreken. Bij ernstige haaruitval kan het haar redelijk snel, binnen enkele dagen, met hele plukken tegelijk uitvallen. Soms gaat dit gepaard met haarpijn.

Over het algemeen is haaruitval tijdelijk. Het haar groeit gewoon door maar omdat het bij iedere kuur weer afbreekt, merkt u dat meestal niet tijdens de chemotherapie. U ziet de haren vier à zes weken na de laatste kuur weer groeien, gemiddeld 1 à 1.5 cm per maand. Het haar kan wel anders terugkomen dan vóór de behandeling, bijvoorbeeld met meer slag of krullen, dikker of wat grijzer. Dit trekt soms bij de na zes tot negen maanden, maar kan ook blijvend zijn.

Er bestaat een manier om haaruitval te voorkomen of te verminderen door ‘hoofdhuidkoeling’ tijdens het toedienen van de chemotherapie. De koeling leidt tot vernauwing van de bloedvaten in de hoofdhuid waardoor minder cytostatica in de haarwortelzakjes komt en de stofwisseling in de hoofdhuid tijdelijk op een laag pitje staat. Het koelen gebeurt met een koelkap. Het start een half uur voor de toediening van de chemotherapie en duurt tot twee uur na de toediening. Het koelen kan hoofdpijn, een licht gevoel in het hoofd en/of een algemeen gevoel van kou veroorzaken.

Het succes percentage is wisselend en de methode is niet bij alle patiënten en chemokuren mogelijk. Uw arts of verpleegkundige kan u informeren over de mogelijkheden.

Meer informatie in de folder.

Specialismen & afdelingen