Een vaginale kunstverlossing is een bevalling via de vagina, waarbij de gynaecoloog de geboorte van de baby ondersteunt met een vacuümpomp. Bij een eerste bevalling komt een zogenoemde ‘kunstverlossing’ vaker voor dan bij een volgende. Naar schatting krijgt ongeveer één op de vijf vrouwen die voor het eerst bevalt, hiermee te maken. De medische term voor een vacuümverlossing is vacuümextractie.
Er bestaat ook een tangverlossing maar deze ingreep wordt bijna niet meer uitgevoerd in ons centrum. De belangrijkste redenen voor een vacuümverlossing zijn: het niet vorderen van de bevalling en/of dreigend zuurstoftekort bij het kind.
Zeker bij een eerste bevalling komt het regelmatig voor dat een baby, ondanks krachtig persen, niet spontaan geboren wordt. Soms is de baby aan de grote kant of ligt het hoofd van de baby scheef waardoor het niet gemakkelijk door het bekken kan. In andere gevallen zijn de weeën niet sterk genoeg. Moeheid en gebrek aan kracht kunnen ook een rol spelen. Vaak is er een combinatie van factoren.
Naarmate het persen langer duurt, neemt de kans toe dat de conditie van de baby achteruitgaat. Degene die jouw bevalling begeleidt, adviseert dan hulp om je baby geboren te laten worden. De ervaring leert dat de meeste vrouwen tegen die tijd hulp als een opluchting ervaren.
Tijdens het persen worden de harttonen van de baby gecontroleerd. De harttonen geven aan hoe de conditie van de baby is. Afwijkende harttonen kunnen een teken zijn van dreigend zuurstoftekort. Soms wordt een beetje bloed van de hoofdhuid van het kind afgenomen (microbloedonderzoek) om te bepalen of de baby voldoende zuurstof krijgt. Dit vindt plaats via de vagina. Na een ongestoorde zwangerschap is de kans op mogelijk zuurstoftekort heel klein. Als er bijzonderheden zijn tijdens de zwangerschap, zoals groeiachterstand van het kind, hoge bloeddruk of ruim over tijd zijn, neemt de kans op afwijkende harttonen toe, en daarmee de kans dat een vacuümverlossing noodzakelijk is.
Hoe verloopt een vaginale kunstverlossing
Het onderste gedeelte van het verlosbed wordt weggehaald en de barende plaatst de benen in beensteunen (net als bij inwendig onderzoek op een gynaecologische stoel). De gynaecoloog kan zo tussen de benen staan om te helpen de baby geboren te laten worden. Voor de ingreep wordt de blaas meestal met een dunne slang (katheter) geleegd. De gynaecoloog of klinisch verloskundige doet een inwendig onderzoek om de stand van het hoofd van de baby en de mate van indaling te bepalen. Dit is nodig om de vacuümcup goed op het hoofdje van de baby te kunnen plaatsen. De gynaecoloog plaatst de cup op de bovenkant van het hoofd. Daarna wordt er vacuüm gezogen, zodat de cup zich binnen enkele minuten aan de schedel van de baby vastzuigt. Het inbrengen van de vacuümcup is vaak onprettig of pijnlijk. Het is niet altijd mogelijk door verdoving deze pijn te voorkomen. De barende ervaart over het algemeen minder pijn als het lukt om te ontspannen, bijvoorbeeld door het wegzuchten van de pijn. Nadat de vacuümcup zich heeft vastgezogen trekt de gynaecoloog bij iedere volgende wee mee tijdens het persen. Het is belangrijk dat de barende zo krachtig mogelijk blijft persen. Tussen de weeën door zorgt degene die de bevalling begeleidt, dat het hoofd van de baby niet terugglijdt. Over het algemeen wordt de baby na enkele weeën geboren; soms is meetrekken gedurende meer weeën noodzakelijk.
Inknippen bij een tang- of vacuümbevalling
Meestal wordt bij een vacuümbevalling ingeknipt. Dit hangt onder andere af van de harttonen (en daarmee van de snelheid waarmee de baby geboren moet worden), de stevigheid van de bekkenbodemspieren en de ingeschatte kans op ernstig inscheuren. Bij inknippen geeft de arts vooraf plaatselijke verdoving. Daardoor merkt de barende van het inknippen zelf niet veel, maar de eerste dagen van het kraambed zijn er wel vaak pijnklachten.
Een tang- of vacuümverlossing wordt niet zonder reden verricht. Meestal is er sprake van een langdurige uitdrijving en/of dreigend zuurstoftekort bij de baby. Afhankelijk van de reden van de kunstverlossing wordt de baby na de geboorte door een kinderarts onderzocht. Na een vacuümverlossing is de afdruk van de vacuümcup op het hoofd van de baby nog zichtbaar als een blauw rode verdikking. Dit komt omdat zich vocht onder de huid heeft opgehoopt. De zwelling is binnen een dag bijna helemaal weg, de verkleuring verdwijnt na enkele dagen.
De baby kan na een vacuümverlossing hoofdpijn hebben en soms wat misselijk zijn. Soms adviseert men dan 24 uur rust in het bedje. De baby mag dan alleen opgepakt worden voor noodzakelijke handelingen als verschonen en het geven van voeding. Ook schrijft de kinderarts soms een pijnstiller voor.
Complicaties
De kans op onderstaande complicaties van een vacuümverlossing is klein.
- Bloeduitstorting op het hoofd van de baby
Een bloeduitstorting op het hoofd van de baby wordt een enkele keer na een vaginale kunstverlossing gezien, maar komt ook wel voor na een spontane (vaak langdurige) bevalling. Het is eerder het gevolg van een langdurige bevalling dan van de kunstverlossing. De bloeduitstorting verdwijnt vanzelf, maar kan wel tot gevolg hebben dat de baby langer geel blijft zien.
- Totaalruptuur bij de moeder
Een totaalruptuur is het doorscheuren van de huid en het weefsel tussen de vagina en de anus. Ook de kringspier rond de anus scheurt dan geheel of gedeeltelijk in. Evenals bij een gewone bevalling kan ook bij een kunstverlossing een totaalruptuur ontstaan, maar deze complicatie komt wat vaker voor bij een vacuümbevalling. Een knip kan een totaalruptuur helpen voorkomen, maar dit lukt niet altijd. Zorgvuldig hechten van een totaalruptuur is noodzakelijk om latere problemen met het ophouden van ontlasting te voorkomen. Meestal gebeurt het hechten op de operatiekamer.
- Het niet lukken van een vacuümbevalling
Heel soms lukt het niet om de baby met de vacuüm geboren te laten worden. De gynaecoloog stopt in dat geval de procedure en zal direct zorgen dat er een keizersnede verricht wordt. Dit zal met spoed gebeuren zodat de baby vervolgens vlot geboren wordt.
Voor meer informatie over een keizersnede, zie Keizersnede | De Gynaecoloog
Nazorg / emoties rond vacuümverlossing
De beleving van een kunstverlossing wisselt sterk. Meestal betekent deze hulp een grote opluchting. Zeker als vrouwen het gevoel hebben, ondanks alle inspanningen, geen millimeter op te schieten. Andere vrouwen vinden het moeilijk te verwerken dat de bevalling niet spontaan is verlopen. Zij hebben soms het gevoel te hebben gefaald, omdat zij niet in staat waren hun kind op de ‘normale’ manier ter wereld te brengen. Soms hebben zij het idee dat een normale bevalling van hen is afgenomen. Wanneer dergelijke gevoelens spelen is het belangrijk erover te praten met de partner, vrienden en familieleden. Ook tijdens de nacontrole kunnen de emoties besproken worden en de vraag worden gesteld waarom de kunstverlossing nodig was. Dit kan helpen bij de verwerking. Het advies is om vragen vooraf op te schrijven, zodat niet vergeten wordt deze te stellen. Ook na langere tijd of voorafgaand aan een volgende zwangerschap kan met de gynaecoloog, de verloskundige of de huisarts nog eens de ervaring van de eerste bevalling besproken worden, als daar behoefte aan is.
De partner
Voor de partner is de vacuümverlossing soms ook moeilijk te verwerken. Meer nog dan bij een spontane bevalling kan deze zich machteloos voelen. Als de bevalling thuis was begonnen, moet ook de partner de teleurstelling van de onverwachte complicatie verwerken. Sommige partners voelen zich nutteloos omdat zij het gevoel hebben nauwelijks iets te kunnen doen. Ook zijn zij vaak bang dat er iets misgaat. De handelingen bij een vacuümverlossing ervaren zij nogal eens als bedreigend voor moeder en kind. Belangrijk is dat je probeert alle gevoelens en teleurstellingen met elkaar te bespreken. Ook voor de partner is het goed om vaak over deze ervaring na te praten.
Een volgende bevalling
Bij het allergrootste deel (meer dan 90%) van de vrouwen die tijdens een eerste bevalling een vacuümverlossing heeft ondergaan, verloopt een volgende bevalling zonder problemen. Over het algemeen is een vaginale kunstverlossing dan ook geen reden voor een medische indicatie bij een volgende zwangerschap. Controle van de zwangerschap kan dan ook gewoon door de verloskundige plaatsvinden. In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld als de kunstverlossing erg moeilijk was, of bij andere complicaties, kan de gynaecoloog een medische indicatie en dus een bevalling in het ziekenhuis, adviseren